De
ingrediënten van de komedies uit de Belle Epoque zijn redelijk voorspelbaar. Mikpunt was de
kleine bourgeoisie. Enkele gegoede burgers geraken toevallig ergens in verwikkeld, worden verwisseld, belanden in het verkeerde bed,… enfin een stroom aan misverstanden. Dat brengt vervelend gedoe mee en alleen vindingrijkheid, enkele leugens en weer een andere toevalligheid kunnen hen opnieuw bevrijden.
De verhaallijn is ook beproefd. In het eerste bedrijf is er de eerste ontmoeting en wordt het gegeven verduidelijkt. Het tweede bedrijf moet een kruispunt van verwarrende ontmoetingen zijn en dus speelt het zich altijd af op een publieke plaats: een brasserie, een restaurant maar een hotel is de favoriet want daar is ook een bed! Door allerlei misverstanden wil wat moet komen, maar niet komen. Het tweede bedrijf is daardoor één langgerekte vrijpartij die zijn orgasme niet vindt. In het derde bedrijf vallen de slachtoffers: de hanen druipen verslagen af. In De Sigaar is dat niet anders.
Tom Naegels schrijft in
Los dat er twee soorten humor zijn: humor die inspeelt op verwachtingen
(mijn schoonmoederrrrr…) en humor die het moet hebben van verrassingen
(standups,..). Ik lach zelf niet zo gemakkelijk met de eerste soort. Hoe zit dat dan met
De Sigaar, een stuk dat gebouwd is op voorspelbaarheid? Wel, in
De Sigaar zijn die voorspelbare elementen uitingen van een ondergrondse, onvoorspelbare vulkaan. Dat is de gedrevenheid van de personages, de
onderliggende waanzin, een smeulend vuur, waarbij permanent uitslaande branden verwacht kunnen worden.
En dat is geweldig!